25 september 2006
Dienen
Vanavond werden de leiders van de gemeente van mijn ouders ingezegend. Ik wilde daar wel bij zijn als gast, dus ben ik zaterdagnacht nog naar Halsteren gesjeesd. Morgen mag ik weer lekker terug naar Ede treinen. Mijn ouders zijn gisteren al heel druk bezig geweest met het opbouwen van de zaal en mijn moeder vertelde er allerlei verhalen over. Ze was er helemaal vol van. Mijn vader zou alles filmen, en vanmiddag spraken we af dat ik nog wel zou helpen.
De dienst zou om zeven uur beginnen en mijn ouders zouden al om vijf uur gaan om nog wat dingen af te maken. Maar omdat ik mijn vader zou gaan helpen, ging ik ook om vijf uur mee. Daar aangekomen bleek dat gisteren niet alles afgemaakt was, dus dat wij nog even moesten helpen met het inpakken van de cadeautjes. Nou, oké, dacht ik. Dienen kan geen kwaad. Zo kreeg ik ook de taak iedereen vriendelijk welkom te heten bij aankomst. Ik heb nu nog een raar gevoel in mijn vriendelijke-glimlachspieren.
Na de dienst kreeg ik een dienblad met gebakjes in mijn hand geduwd. Of ik even iedereen een gebakje wilde aansmeren. Nou dat vond ik ook niet erg, God zegt dat dienen goed is. En als je dient, laat je zien dat het je niet gaat om jezelf, maar om de ander. Toen ik uiteindelijk de gebakjes had weggezet en een gesprek was begonnen, werd mij gevraagd of ik nog wat glazen wilde afwassen, ze waren door de voorraad heen. Nou, niet erg, wel gezellig, kan ik die jongen meteen wat beter leren kennen, dacht ik. Praten kan staand of afwassend, maakt niet zoveel uit. En dienen is goed. Een leuk gesprek en vele glazen verder mochten we stoppen. Heerlijk, dacht ik, nu nog even lekker kletsen.
Alles goed en wel, maar toen werd het afbouwen gestart. En ik was er nog steeds. Ik bedacht me dat mijn broertje, zusje en ik naar huis gebracht zouden worden. Misschien wat later, mijn vader zou me wel komen roepen. Toen kwam mijn moeder me vertellen dat de glazen niet in de afwasmachine konden, dus dat we alles nog een keer moesten afwassen. Oh, dacht ik, ik kan het niet maken om nee te zeggen. En dienen is goed. Gelukkig was het wel gezellig, hoor. Na een tijdje kwam mijn vader vertellen dat hij me thuis kon brengen. Toen ben ik naar huis gegaan.
Ik had het gevoel dat ik meer had geholpen dan dat ik de dienst had meegemaakt. Maar goed, dienen is goed, dacht ik. Er kwam toch een grote vraag in me opborrelen. Moet je dienen of mag je dienen? Wat is mijn diepste reden dat ik dien? Het is algemeen bekend dat je mag dienen, maar als je niet dient, wordt dat ook raar gevonden. Dus in feite moet je dienen, omdat dat is wat een goede christen doet en dat is wat God van je vraagt.
Nu is zo zo dat ik echt wel dien vanuit mijn hart. Ik doe het graag, omdat ik een goed christen wil zijn en omdat ik van God houd en omdat ik dan laat zien dat het niet om mij gaat, maar om de ander. Dienen is goed. Maar ik vraag me af, uiteindelijk doe ik het dan toch wél voor mezelf? Ik word er toch beter van? Ik vraag me af of ik het zonder die redenen ook zou doen. Ik dien omdat ik er iets voor terug krijg, niet om het dienen zelf. Is dat zo? Komen we eigenlijk weer terug op het feit dat we als mens gewoon zo zijn, dat 'niet uit zonder een reden voor jezelf willen dienen' vaak in het basispakket zit, toch?